eigen website laten maken


hyperventilatie

Ik kreeg pijn op mijn borst en in mijn arm. Een hartaanval, Dat kon niet anders.

 

Viva nummer 35 2008

UITGEBREIDE ONDERZOEKEN, HARTFILMPJES, HERSEN­SCANS: NIETS KAN CHANTAL (25) ERVAN OVERTUIGEN DAT ZE GEZOND IS. ZE VREEST VOORTDUREND DAT ZE GETROFFEN ZAL WORDEN DOOR EEN DODELIJKE ZIEKTE.

Vorige week voelde ik me wat misselijk. Nadat ik een tijdje met mezelf in gevecht was ge­weest, kroop ik toch achter de pc. Mijn man zei: 'Als jij nu 'misselijkheid' gaat opzoeken, gooi ik de computer het raam uit!' Hij heeft gelijk, ik moet dat niet doen. Ik maak mezelf alleen maar overstuur. Want natuurlijk rollen er al­lemaal enge, dodelijke ziektes over het scherm waarbij misselijkheid een symptoom kan zijn. Binnen de kortste keren heb ik me­zelf dan overtuigd dat ik dat ook heb. Terwijl het dan natuurlijk om een doodgewoon buikgriepje gaat. Ik heb al duizenden keren gedacht dat ik dood zou gaan:


Hoofdpijn betekent voor mij een hersentumor, een steek op mijn borst een hartaanval. Dat ik nog steeds leef, zou me gerust moeten stellen, zou je denken. Maar als ik in paniek ben, heb ik niets aan de ge­dachte dat er al die voorgaande keren niets ernstigs aan de hand was. ledere keer weer ben ik er volledig van overtuigd dat het dit­maal écht raak is. Pure doodsangst. De eerste keer dat het me overkwam, was ik vijftien. Ik lag in mijn bed en plotseling be­gon mijn hart heel snel te kloppen. Ik kreeg pijn op mijn borst en in mijn arm, mijn hele lichaam tintelde en ik had het gevoel dat ik flauw zou vallen. Een hartaanval, dat kon niet anders. Ik riep mijn moeder, die inzag dat het niet zo ernstig was als ik vreesde. Ze kroop bij me in bed en hield me stevig vast.
Langzaam zakte dat enge gevoel weer. Na die avond overkwam het me vaker. Nu weet ik dat het paniekaanvallen waren. Mensen denken vaak dat een paniekaanval niet zo veel voorstelt, maar als je er middenin zit, is het echt afschuwelijk. Telkens als het mij overviel, dacht ik: dit was het dan. Die angst bleef - en begon mijn leven te beheersen.
Er is een tijd geweest dat ik bijna dagelijks bij de dokter zat. Bij elk krampje of pijntje gin­gen alle alarmbellen af. Ik kon die angst alleen van me afzetten als de dokter mijn lichaam onderzocht. Die werd natuurlijk gek van me, maar hij wist niet wat hij met me aan moest en deed maar gewoon wat ik vroeg. Als ik dan later weer thuis was, schaamde ik me omdat ik er wéér voor niets had gezeten. Maar als ik de volgende dag opnieuw iets meende te voelen, pakte ik toch weer de tele­foon. En ik liet me niet afpoeieren: als een tijger beet ik me erin vast. Ik ervoer het als een zaak van leven en dood. Thuis controleerde ik voortdurend mijn hartslag. Ging die niet te snel, sloeg mijn hart niet over? Continu voelde ik met mijn hand in mijn hals. Als mijn ouders dat zagen, zeiden ze geïrriteerd: 'Hou eens op!'. Maar ik ontdekte al snel dat er ook een plek aan de binnenkant van je lip is waar je je hartslag kunt voelen. Je wordt zó inventief als je ge­obsedeerd bent. Naar school gaan ging niet meer, de angst en de paniek waren te heftig. Ondanks dat ze het niet goed begrepen, kreeg ik veel steun van mijn ouders en van mijn vriend. Ik kende hem nog maar net toen het allemaal begon; inmiddels zijn we ge­trouwd. Hij heeft mij altijd geaccepteerd zo­als ik ben - ook toen duidelijk werd dat wat ik voelde, puur psychisch moest zijn. Een uitgebreid onderzoek in het ziekenhuis, compleet met hersenscan, een ECG, een hartfilmpje: alles wees erop dat ik echt kern­gezond was. Toen dat mij amper een paar weken gerust kon stellen en de aanvallen ge­woon bleven komen, kon ik er niet meer om­heen: het zat allemaal in mijn hoofd.

Totdat ik die paniekaanvallen kreeg, had ik een leuk leven. Ik had geen problemen in mijn jeugd. Misschien was ik wat veel alleen, want ik ben enig kind en mijn ouders had­den samen een café, maar daar heb ik niet onder geleden. Ik werd opgevangen door mijn opa en oma, en later vond ik die vrij­heid en zelfstandigheid juist fijn. Zo kon ik tenminste ongestoord de hort op. Ik denk wel dat ik een zekere aanleg had om een angststoornis te krijgen, want als kind had ik bijvoorbeeld snel last van heimwee en durfde ik nooit uit logeren. Ook erfelijkheid speelt waarschijnlijk een rol; mijn moeder had absoluut dwangmatige trekken. Ze was obsessief met hygiëne en eten bezig, omdat ze bang was te moeten overgeven. Maar zij zorgde ervoor dat haar angst haar niet te veel hinderde. Bij mij liep het uit de hand. Een mogelijke trigger voor het ontstaan van mijn angststoornis is het overlijden van mijn oma, een jaar eerder. Toen zij op sterven lag, logeerde er net een vriendinnetje bij me en ik bleef liever met haar giechelen dan dat ik afscheid van mijn oma ging nemen. Achteraf had ik daar heel veel spijt van. Misschien hebben die schuldgevoelens mijn angst voor de dood getriggerd. Maar wat doe je met die wetenschap?

Gelukkig ging het na een lange periode van verschillende antidepressiva uitproberen be­ter met me. In eerste instantie waren die me­dicijnen een hele toestand: het duurt even voordat ze werken, maar je krijgt wel met­een bijverschijnselen - en ik was ongetwij­feld dat uitzonderlijke geval dat eraan dood zou gaan. ledere keer stopte ik weer met de medicijnen. Totdat mijn nieuwe huisarts me streng begon te begeleiden en met een heel lage dosering startte. De medicijnen sloegen aan en in combinatie met onder meer hapto­nomie en mensendieck voelde ik me steeds beter. Mijn lijf voelde rustiger, ik was er min­der op gefocust, en de paniekaanvallen ver­dwenen. Ik pikte mijn studie weer op en zocht een baan in de thuiszorg. Ook ging ik samenwonen.
Tot drie jaar geleden ging alles prima. Maar op een dag trof ik een oudere vrouw, die ik al lange tijd dagelijks verzorgde, dood in haar huis aan. Het was een verschrikkelijk moment, toen ik dat levenloze lichaam op bed zag liggen. Ik klapte dicht en moest daar meteen weg. Ik heb een collega gebeld om mijn werk van me over te nemen en heb per direct ontslag in­gediend. Ik kon gewoon niet anders. Vervol­gens heb ik me laten omscholen tot tandarts assistente. Dat ging, maar de angsten waren er weer volop en die beïnvloedden mijn leven sterk. Ik ontweek situaties waarin ik eer­der een paniekaanval had gehad en het liefst bleef ik veilig thuis. Daar struinde ik continu internet af naar symptomen en ziektes. Ook probeerde ik geruststelling bij anderen te zoeken, vooral bij mijn moeder. Er waren dagen dat ik haar vijf keer per dag belde: 'Die kriebelhoest gaat maar niet weg, zou het ernstig zijn?' Soms werd ze ongeduldig, dan riep ze: 'Je wéét toch dat er niets aan de hand is?' Gek genoeg werd ik altijd rustig van haar. Verder sprak ik er niet vaak over, en nog steeds niet.

Een tijdje geleden ben ik in therapie gegaan bij MaatKracht therapeut reigio Noord Sonja van Hengstum-Nijhuis te Meppel, een hulpverleningsorganisatie waar ervaringsdeskundigen werken. Daar heb ik veel baat bij. Met behulp van ademhalingsoefeningen kan ik hevige paniekaanvallen voorkomen en daarmee is de sterk­ste doodsangst in toom te houden. Vroeger dacht ik wel tien keer per dag dat ik dood ging; nu nog geen tien keer per week. Toch be­perkt de hypochondrie me nog behoorlijk. Mijn wereld is klein en ik kan maximaal vijfentwintig uur per week werken. Dat vind ik veel te weinig voor een jonge meid als ik. Maar ik weet dat juist de hoge ei­sen die ik aan mezelf stel, mijn angststoornis in stand houden. Ik probeer aardiger te zijn voor mezelf en wat minder perfectionis-tisch, maar dat blijft moeilijk. Ik voel me snel tekortschieten, ook naar mijn man toe. Die baalt natuurlijk als we weer eens voortij­dig van een feestje weg moeten omdat ik me iets inbeeld wat ik he­lemaal niet heb. Gelukkig blijft hij altijd begripvol. Tot voor kort ging het stukken beter met me - totdat mijn moeder overleed, zeven weken geleden. Na allerlei complicaties bij haar chronische leukemie is ze uiteindelijk overleden aan een hersen­bloeding. Ze was nog maar zevenenveertig. Vreemd genoeg ben ik heel rustig gebleven. Toen duidelijk was dat ze zou sterven, heb ik nog een paar uur bij haar gezeten. Ik was heel verdrietig, maar ik was niet bang voor haar dood. Toen ze overleden was, heb ik haar haar gedaan, en haar mooiste sieraden bij haar omgedaan. Hope­lijk heeft deze gebeurtenis een positieve invloed op mijn angsten. Nu kan ik daar nog niets over zeggen; ik mis haar heel erg. Op sommige dagen weet ik: vandaag wordt het niets. Dan ben ik weer zó bang, en dan helpen alle inzichten die ik over mijn angst­stoornis heb verworven, toch niet. Maar ik zal blijven vechten, want accepteren dat ik hier voor.altijd mee blijf kampen? Nooit." •

<< terug naar publicaties