eigen website laten maken


hyperventilatie

'Ik was bang dat ik mijn kind zou doodsteken'.

 

Sante - Augustus 2006

Lisa (28) had als kind last van dwanghandelingen. Als ze zwanger is, komt haar stoornis terug, maar dan in de vom van dwanggedachten. Het idee dat ze haar kind zou kunnen doodsteken, laat haar niet meer los. "Ik heb alle messen het huis uit gedaan."

"Ik ben van nature nogal precies. Als ik iets doe, doe ik het goed. Als kind was ik al zo: elk stuk speelgoed had zijn eigen plaats en mijn schoolbank was het keurigst opgeruimd van de hele klas. Toen ik een jaar of negen was, is dat een tijd heel erg geweest. Ik moest alles controleren. Niet een, maar soms wel tien keer. Als ik na een wc bezoek mijn handen al had gewassen, deed ik het voor de zekerheid nog een paar keer over. Vervolgens liep ik heen en weer naar het toilet om te zien of ik de kraan wel goed had dichtgedraaid. Vooral 's avonds in bed was de controledrang sterk. Dan had mijn moeder me ingestopt en het licht uitgedaan. Mijn knuffeldier en poppen lagen allemaal op hun vaste plek aan het voeteneind van mijn bed. Maar zodra mijn moeder de deur achter zich dichttrok, begon ik te twijfelen. Lagen ze wel goed? Ik deed het licht aan, verschikte de knuffel en deed het licht weer uit. Tot ik me op mijn zij draaide. Waren de poppen nu niet verschoven? Opnieuw ging het licht aan en legde ik ze stuk voor stuk recht. Urenlang hield ik dat vol. Licht aan, licht uit. Tot ik van uitputting in slaap viel.


Mijn ouders merkten mijn onrust destijds wel op, maar tilden er niet zo zwaar aan. Ze kenden me als een vrolijk en ondernemend kind dat met plezier naar school ging. Bovendien las ik graag in de bijbel en zegde ik dagelijks mijn gebeden op. Dat vonden ze fijn, wan ze hechtten veel waarde aan een christelijke opvoeding. Wat mijn ouders niet wisten, was dat ik 's avonds in bed die gebeden eindeloos herhaalde. Ik moest ze foutloos opzeggen. Haperde ik, dan moest het over. Net zolang tot het wel goed was. Eindeloos

Neurotische moeder
In de pubertijd lukte het me mijn dwanmatige manier van doen grotendeels te overwinnen. Het viel me op dat mijn zus en vier broers er geen last van hadden. Mijn gedrag was kennelijk een beetje ongewoon. Ook de koortsachtige manier waarop mijn moeder het huishouden deed, zette me aan het denken. Ze week nooit een dag af van haar strikte schema van ramen wassen, stofzuigen, stoeptegels vegen en bedden afhalen. Op vaste dagen en tijdstippen ging ze met exact hetzelfde boodschappenlijstje naar de supermarkt. Al stonden er thuis tien pakken koffie in de kast, ze kocht steevast een pak koffie. Ik wilde niet op mijn neurotische moeder lijken, dus nam ik mezelf voor: ik stop met dat voortdurende gecontroleer. Ik doe het niet meer. Weg ermee.

Het lukt om ervan af te komen, maar ik bleef wel dwangmatig bidden en de bijbel lezen. Als ik een bijbeltekst niet begreep, bleef ik die herlezen in de hoop lastige woorden als 'barmhartigheid' en 'gerechtigheid' eindelijk te begrijpen. Ik was pas een tiener, maar ik vond dat ik zulke belangrijke teksten moest kunnen snappen. Ik moest een goed christen zijn. Ik mocht niet falen. Dus begon ik elke keer opnieuw bij de eerste regel, desnoods vijftig keer achter elkaar.

Op school stond ik bekend als iemand die haar zaken altijd goed voor elkaar had. Werkstukken en opstellen leverde ik altijd pico bello in. Ik slaagde met gemak voor het havo examen en koos voor een opleiding tot basisschoolleerkracht. Tijdens een stage werd ik door een docent gewaarschuwd: als je altijd alles op jouw manier blijft doen, raak je later overwerkt. Ik dacht erover na. Het klopte wel: ik bereidde elke les tot in de puntjes voor, deed mijn uiterste best om een leuk spel nog wat leuker te maken en werkte verslagen altijd tot in het kleinste detail uit. Misschien moest ik proberen om wat losser te zijn, wat meer te improviseren. Het lesgeven ging me immers gemakkelijk af. Toch kostte het moeite om niet tot te gevan aan mijn perfectionisme.

Hyperventilatie
Intussen had ik Michael leren kennen. We maakten trouwplannen. Rondom ons huwelijk liep het uit de hand. We zouden een huis kopen en een groot feest geven. Er was veel te regelen, terwijl ik overdag voor een lastige klas stond. Ik liep op mijn tenen om alles op orde te krijgen. Toen ik eindelijk een avond rust had, voelde ik voor het eerst de tintelingen en doofheid in mijn hoofd, handen en voeten, en een hevige pijn rond mijn hart. Ik schrok heel erg, ik dacht werkelijk dat ik doodging. Hyperventilatie, concludeerde de assistent van de dokterspost. Ik had zelf geen idee waar dat vandaan kwam. Mijn ouders wisten het wel: 'Je hebt het veel te druk.' Maar ik wuifde dat weg en ging op volle kracht verder met alle voorbereidingen. Er mocht niets fout gaan en al helemaal niet rond mijn eigen bruiloft. De spanningen laaiden verder op toen ik een paar maanden voor de trouwerij ontdekte dat ik dezelfde bruidsjurk had gekocht als een kennis. Dat verstoorde het plaatje dat ik voor ogen had. Ik maakte er zo'n drama van dat Michael en mijn ouders me een nieuwe jurk beloofden. Maar in plaats van opluchting leverde dat weer nieuwe druk op. Die eerste jurk was perfect, hoe vond ik ooit nog iets van vergelijkbaar niveau? Ik kreeg steeds vaker last van hyperventilatieklachten. Autorijden dufde ik zelfs niet meer.

Hang naar perfectie
Op mijn huwelijksdag werd ik beheerst door de angst voor een aanval. Tijdens het diner kon ik geen hap door mijn keel krijgen. Maar ik hield me goed. tot de dag erna. Toen stortte ik in. Ik had zo hard mijn best gedaan, ik was helemaal op. Ik bleef maar hyperventileren en had ook nog eens hevige pijn in mijn buik. Ik was zo bang voor nieuwe benaudheid en krampen dat ik het huis niet meer uit durfde. Ik nam zelfs de telefoon niet op.

Micheal herkende me niet meer en ging op internet op zoek naar informatie. Hij ontdekte dat mijn klachten en gevoelens het gevolg waren van mijn dwangmatige hang naar perfectie. Door alle opgebouwde stress was mijn ademhaling met me op de loop gegaan. Een combinatie van ademtherapie, medicijnen en psychosociale begeleiding kon uitkomst bieden. Ik wilde dolgraag van alle ellende af en meldde me aan voor deze therapie. Omdat ik in diezelfde periode zwanger bleek, was medicatie niet mogelijk. Maar de ademhalingsoefeningen en therapeutische gesprekken deden hun werk goed. Ik leerde hoe ik de druk van mijn borst kon halen en hoe ik door mijn buik moest ademhalen. Als ik de hyperventilatie voelde opkomen, hielp het om trap te lopen. Met de therapeut sprak ik over mijn eeuwige behoefte alles goed te doen. Na acht sessies was ik een stuk rustiger. De zwangersachap verliep voorspoedig. Ik voelde me goed.

Tot het kerstvakantie werd en het voor het eerst door mijn hoofd spookte: ik heb een kindje in mijn buik dat ik dood kan steken. De gedachte kwam als een flits. Ik zag de messen in de keukenla voor me. Daarmee kon ik mezelf in mijn buik steken. Ik schrok hevig en duwde de gedachte uit alle macht weg. Hoe kon ik dit bedenken? Wat was ik voor afschuwelijke moedeR? Dat zo uik otch nooit doen? Dit kindje was zo welkom! Toch liet het me niet los. Het ging mijn dag beheersen: de gedachte aan het doodsteken van mijn kind, maar ook de angst voor die gedachte, en de schaamte ervoor. Na een week biechtte ik het op aan Michael. Ook hij schrok, maar gelukkig bleef hij rustig en begripvol. Hij stelde voor mijn therapeut te bellen. Zij vertelde dat het wel vaker voorkomt dat een dwangstoornis tijdens een zwangerschap verhevigd de kop opsteekt. In plaats van dwanghandelingen, zoals in mijn jeugd, had ik nu last van dwanggedachten.

Niet aan denken
Ik moest rust proberen te vinden in ademhalingsoefeningen, en ik moest mezelf voor ogen houden dat ik hier niks aan kon doen. Deze hersenspinsels werden veroorzaakt door een tekort aan een bepaald stofje in mijn hersenen. Ook een huisarts hield me voor: je bent geen slechte moeder, dit is een aandoening. Samen met Michael heb ik alle messen het huis uitgedaan. Op dagen dat ik niet alleen durfde te izjn, regelden we visite. Dag gaf afleiding en hield de nare gedachten wat op afstand. als het te erg werd, ging ik naar mijn huisarts. Zo worstelde ik mezelf de zwangerschap door.

Emmy werd geboren, een wolk van een baby. Ik hoopte dat de obsessie nu zou verdwijnen, maar het bleef door mijn hoofd spoken. Een goedbedoelde opmerking van de wijkverpleegkundige maakte het nog erger. Ik had haar voorzichtig in vertrouwen genomen. 'Wat een nare gedachten'. reageerde ze, 'trek het je maar niet aan hoor. Elke moeder is wel eeens bang haar kind iets aan te doen. Je kunt het van de trap laten vallen bijvoorbeeld.' Vanaf dat moment zat ook die gedachte in mijn hoofd: ik kan mijn kind van de trap gooien. Ik durfde niet eens meer met Emmy naar boven. Al bij de eerste traptree was ik totaal gefixeerd: niet aan denken, niet aan denken. Van angst begon ik weer te hyperventileren. Toen ik de borstvoeding afbouwde en eindelijk kon beginnen met medicijnen, een bepaald type antidepressiva, kalmeerde ik. We legden de messen terug in de keukenla. Ze beangstigden me niet meer. Ik kon zelfs gewoon aardappals schillen met Emmy in de buurt. Een keer schoot nog eens door mijn hoofd wat ik met zo'n meisje zou kunnen aanrichten. De angst vloog naar mijn keel. Niet weer! In overleg is besloten de medicatie nog wat te verhogen. Het gaat nu goed. Om te voorkomen dat de spanning opnieuw ioploot, werk ik nu paertime en neem ik meer tijd en rust voor mezelf. De dwanggedachten zijn al een tijdje weggebleven. Alleen bijbellezen doe ik soms nog dwangmatig, net als vroeger.

Bespreekbaar
Het blijft een gek idee om zo door te kunnen schieten. Ik houd van mijn kind, ik werk zelfs met kinderen. Die gedachten ontstaan als het ware buiten mezelf om. Ik kweet dat een dwangstoornis erfelijk kan zijn. Mijn moeder heeft, nu ze ouder is, last van zware depressies. Ik vermoed dat dat komt omdat ze haar dwangmatige huishoudelijke routine fysiek net meer kan opbrengen. Ze kan niet toegevan aan haar obsessie en daar lijdt ze onder. Ik heb wel eens geprobeerd om met mijn vader over haar problemen te praten, maar die wuift ze weg/ 'Ach, zo is je moeder nu eenmaal', zegt hij dan. Voor mezelf ben ik blij dat ik deze aandoening bespreekbaar heb gemaakt. Als je dat doet, is hulp dichtbij. Ik moet er niet aan denken wat er had kunnen gebeuren als er niet was ingegrepen. Bovendien vind ik veel stuen in mijn geloof. Maar het belangrijkste is: ik weet dat ik me hier niet voor hoef te schamen. Ik ben niet gek, ik ben ziek. Dat maakt voor mij alle verschil.

<< terug naar publicaties